Jan Symonsz Blauhulck (1577/8 – 1640)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gedurende vele jaren heeft Jan Symonsz Blauhulck een belangrijke rol in Enkhuizen gespeeld, maar zijn loopbaan in het stadsbestuur werd in 1615 voortijdig beëindigd. Zijn ontslag is één van de opvallendste bestuurlijke conflicten uit de Enkhuizer geschiedenis van de zeventiende eeuw. Twee jaar na zijn benoeming tot lid van de Enkhuizer raad werd Blauhulck beschuldigd van een poging tot abortus. In verband met deze beschuldiging besloot de vroedschap in 1615 hem af te zetten als medelid en als luitenant van de schutterij, terwijl men van de Admiraliteit vanWest-Friesland eiste dat deze hem zou ontslaan als equipagemeester. Het is duidelijk dat de beschuldiging van een zedenmisdrijf hier slechts de stok was om de hond te slaan en dat de werkelijke reden van het optreden van de Enkhuizer vroedschap was dat Blauhulck als remonstrant een dwarsligger was in het door contra-remonstranten gedomineerde stadsbestuur. De ontslagen regent ging in beroep bij de Hoge Raad, die bepaalde dat het stadsbestuur de processtukken moest overleggen. In afwachting van een beslissing van dit college diende men zich van maatregelen tegen Blauhulck te onthouden. De stad weigerde en wendde zich tot de Staten van Holland, waar de zaak, vermoedelijk door een bewust traineren van de kant van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, werd aangehouden. Vermoedelijk is er nimmer een formele uitspraak gedaan, maar in de praktijk bleef het ontslag van Blauhulck als vroedschap en schuttersofficier gehandhaafd, terwijl hij als equipagemeester in functie bleef. Na de overwinning van de contra-remonstranten in de Republiek in 1618/1619 was er uiteraard geen sprake meer van eerherstel voor Blauhulck, maar door zijn bewindhebberschap in de handelscompagnieën bleef hij een belangrijke rol spelen.

 

Ook op een geheel ander terrein is Jan Symonsz Blauhulck actief geweest. Gerard Brandt vermeldt in zijn Historie der vermaarde Zee- en Koop-stadt Enkhuisen uit 1666 dat hij bij de samenstelling van zijn boek dikwijls gebruik gemaakt heeft van de 'Gedenkschriften, die door den Heere Jan Simonsz. Blaeuhulck [...] met groote naerstigheit uit oude papieren en schriften der stadt sijn bijeengestelt'. In de marges van het boek vindt men inderdaad herhaaldelijk verwijzingen naar Blauhulck, zodat wij mogen concluderen dat het hier inderdaad om een belangrijke bronnenstudie ging, die voor Brandt van groot nut is geweest. Helaas zijn de aantekeningen van Blauhulck niet bewaard gebleven.

 

Het in 1638 door een nog niet geïdentificeerde kunstenaar geschilderde portret van een zestigjarige man werd in de achttiende eeuw beschouwd als een beeltenis van Jan Jansz van Loosen (1591-1653), die echter in 1638 pas 47 jaar oud was en er blijkens zijn inmiddels teruggevonden portret ook anders uitzag. Uit nader onderzoek bleek dat de voorgestelde op het fraaie mansportret uit 1638 niemand anders kan zijn dan Jan Symonsz Blauhulck.

 

Literatuur:VanArkel en Weissman 1691, p. 117; Ekkart 1973, p. 53, noot 7.

Zie ook Kroniek van Enkhuizen

 

 

 

Schilder onbekend - olie op paneel 74 X 60 cm